METRO BOCKSTAEL, Brussels – Belgium

Portrait of the artist Jean Glibert on the work he did in Bockstael station.

The architect returns to his discovery of Jean Glibert’s work in Bockstael station. A brutalist kinetic work that highlights the emerging concepts of mobility and speed in the 1970s.

Technical sheet of this architecture video clip
Journalist : Emma C. Dessouroux
Cameramen : Didier Minne – Geoffroy Minne / Kinodoc – Julien Stroïnovsky / Novsky Films

Editing : Emma C. Dessouroux / Cristina Dias
Direction : Emma C. Dessouroux
Production : Les Délires Productions

Translation : MDR Translations
Subtitles : Les Délires Productions

Speakers : Olivier Bastin (Architecte – L’Escaut) – Jean Glibert (Peintre en bâtiment)

Original transcription (FR)

Nous sommes à la station de métro Bockstael. C’est une station qui fait partie de la première génération du métro.
J’ai découvert cette station à l’occasion des transformations qui sont en cours actuellement sur le métro à Bruxelles pour permettre toutes sortes d’accès aux personnes à mobilité réduite, etc.
A cette occasion-là, l’administration veille à poursuivre sa tâche d’intégration d’œuvres artistiques.
Et donc, pour celle-ci, ils m’ont dit qu’il faudrait imaginer une œuvre artistique parce qu’il n’y en a pas.

La première recherche était de savoir qui avait été l’architecte de la station. Le comique est que l’on me disait un certain Brun-Faut. Brun-Faut ?
J’ai répondu « oui, Brunfaut ! Il en a fait plusieurs vous savez ! ». « Ah ! Oui, c’est peut-être lui également ». Donc, je me suis dit « Ah la la, les archives, ce n’est vraiment à l’ordre du jour ici ».
Et puis après, c’est progressivement que, en remontant dans les archives, on s’est rendu compte qu’il y avait bien une œuvre de Jean Glibert.

Si je devais décrire cette œuvre et cette station, ce serait brutaliste et cinétique.
C’est une des seules stations à Bruxelles, comme celle de la gare du Midi, où le gros œuvre s’exprime avec toute sa puissance : le fait que l’on a creusé dans le sol et que l’on voit encore les traces de ce creusement. Et d’autre part, l’installation nous rappelle des grands moments comme ceux de Xenakis avec Corbu, etc. Donc, c’est vraiment une époque qui nous remet du frisson étant donné que l’on était à l’origine du métro, dans ces époques-là, le principe de la mobilité nouvelle, la vitesse qui se met en route, etc.
On est vraiment dans un moment de foisonnement, d’effervescence, de jovialité qui était sous la poussière.

Je trouvais que c’était assez intéressant comme matière et c’était la matière de la construction de l’espace.
En parlant avec Brunfaut, j’avais dit que je trouve parfois dommage que l’on ne puisse pas travailler dans ces matériaux avec la couleur, avec le métal. Il y a de toute façon du métal pour les escalators, pour les éclairages, pour toute une série de choses. Il m’a répondu « mais Jean si tu savais, moi aussi, je trouve que le rôle de l’architecte pourrait aller beaucoup plus loin dans la station du métro que de construire sur un mur en bouée un mur en brique et puis de mettre un parement sur le mur en brique pour l’enjoliver. »
C’est comme ça que ce travail est arrivé : de travailler sur les murs dans l’infrastructure du mur, de mettre des éléments de couleurs qui jouaient avec la longueur et la hauteur. La hauteur parce que qu’il y a des parties de coloration qui structurent en deux ou trois hauteurs.
A l’entrée et à la sortie, il y a un souffle énorme quand une rame arrive qui fait se mouvoir plusieurs ailettes. C’était aussi un moyen que la station ne soit pas toujours la même puisque les ailettes sont de couleurs différentes. Elles viennent interférer en bleu, en jaune ou en rouge d’une manière aléatoire.

Jean, c’est un grand fort discret ! Il travaille d’une façon extrêmement nuancée, sensible, par petites touches mais qui sont d’une puissance incroyable dès qu’elles prennent leur échelle. Il le fait avec une discrétion et une délicatesse, c’est presque comme s’il était timide de montrer ce qu’il fait. Moi, j’ai beaucoup d’admiration pour lui parce que, d’habitude, les gens qui font de grandes choses ont plutôt le gros cou et lui, il a juste l’inverse.

Dutch translations

We bevinden ons in het metrostation Bockstael, een van de metrostations van de eerste generatie.
Ik heb dit station ontdekt dankzij de werken die momenteel worden uitgevoerd om het Brusselse metronet beter toegankelijk te maken, bijv. voor reizigers met beperkte mobiliteit.
Een van de taken van de administratie daarbij is om kunstwerken in de stations te integreren.
Dus voor dit station hadden ze mij gezegd dat er een kunstwerk moest worden ontworpen omdat er nog geen was.

Een eerste stap was uitzoeken welke architect het station had ontworpen. Het grappige was dat men mij vertelde: “Een zekere Brun-Faut. Brun-Faut?”.
Ik heb geantwoord: “Ja ja, Brunfaut! Hij heeft er verschillende ontworpen!”. “Ah ja, hij is het hier misschien ook geweest.” Ik heb toen bij mezelf gedacht: “Oei oei, de archieven zijn hier echt niet een prioriteit”.
En later hebben we geleidelijk, door de archieven uit te pluizen, ontdekt dat er hier weldegelijk een kunstwerk van Jean Glibert aanwezig was.

Als ik het werk en het station zou moeten omschrijven, zou ik ze brutalistisch en kinetisch noemen.
Het is een van de weinige stations in Brussel waar de architect, net als in het Zuidstation, de ruwbouw ten volle laat spreken: er is in de grond geboord en de sporen daarvan zijn nog zichtbaar. Anderzijds doet de installatie ons denken aan belangrijke momenten in de tijd, zoals de samenwerking tussen Xenakis en Le Corbusier. Echt een tijdperk dat je kippenvel doet krijgen, omdat de metro toen in zijn kinderschoenen stond, het principe van de nieuwe mobiliteit en van snelheid vond ingang enz.
Het was echt een tijd van verwondering, van opwinding en jovialiteit die hier onder het stof lag.

Ik vond het vrij interessant als materiaal en het was het materiaal waarmee de ruimte was gebouwd.
In een gesprek met Brunfaut had ik gezegd dat ik het soms spijtig vond dat men in die materialen niet met kleur, met metaal kon werken. Er was sowieso metaal aanwezig voor de roltrappen, de verlichting en voor allerlei andere elementen. Hij heeft me toen geantwoord: “Maar Jean, weet je… ik vind ook dat de rol van de architect in een metrostation veel verder kan gaan dan een bakstenen muur bouwen tegen een slibwand en daarna die bakstenen muur bekleden om hem mooier te maken”.
Zo is dit werk ontstaan: door op de wanden te werken in de infrastructuur van de wand, door kleurelementen toe te voegen die met de lengte en de hoogte spelen. De hoogte omdat er kleurelementen zijn die de ruimte in twee of drie hoogtes structureren.
Aan de in- en uitgang van het station is er een enorme luchtverplaatsing als er een metrostel aankomt. Die zet diverse lamellen in beweging. Het was ook een manier om ervoor te zorgen dat het station er niet altijd hetzelfde uitziet aangezien de lamellen verschillend van kleur zijn. Nu eens zie je hun blauwe of gele, dan weer hun rode kant, zonder vaste volgorde.
Jean, die is groots in bescheidenheid! Hij werkt op een heel genuanceerde, gevoelige manier met kleine toetsen die echter ongelofelijk krachtig worden als je ze in hun context ziet. Hij doet dit met zo’n bescheidenheid en fijngevoeligheid dat het lijkt alsof hij verlegen is om te tonen wat hij doet. Ik koester grote bewondering voor hem omdat mensen die grootse dingen realiseren, vaak ook een groot ego hebben, en bij hem is dat net het tegenovergestelde.

English subtitles

We’re at the Bockstael metro station, which was part of the first metro generation.
I got to discover this station during alterations to the Brussels metro that are being done to enable all sorts of access to people with reduced mobility.
At that time the administration was pursuing its task of bringing in artistic works. And on that, they asked me to imagine an artistic work as there weren’t any yet.

The first piece of research was to find out who the architect of the station was. What’s funny is that I was told it was a certain Brun-Faut. Brun-Faut?
I replied “yes, Brunfaut! He’s done several you know.” “Ah, yes, perhaps that’s him too.” So I thought “Oh well, the archives aren’t really a priority here.” And then afterwards, after going into the archives, we realised that there was indeed a work… by Jean Glibert.

If I had to describe this work in the station, I would say brutalist and kinetic.
It’s one of the few stations in Brussels, along with Gare du Midi, where the structural work expresses itself with all its power; the ground was dug and we can still see traces of that digging. And furthermore, the installation reminds us of great periods, like the collaboration of Xenakis and Corbusier. So it is a period that really sends shivers through us, knowing that we were at the very start of the metro, at a time of this new concept of mobility, of the start of speed.
We are really back in a time of abundance, effervescence, joviality, that was beneath the dust.

I found it very interesting as a material and it was the construction material used in space.
Speaking with Brunfaut, I said that I sometimes thought it was a pity that we couldn’t work in colourful materials, with metal. There was anyway metal for the escalators, for the lighting, for a whole series of things. He replied “You know, Jean, I think too that the architect’s role in the metro station could be taken much further than just construct a brick wall on a mud wall and then put some cladding on the brick wall to embellish it.”
And that’s how this job came along; to work on the walls, in the infrastructure of the wall, to use elements of colour that played with the length and height. The height because there are some coloured areas which structure the wall in two or three different heights.
At the entrance and exit, there is a strong blast of wind when a train arrives which makes some of these fins spin around. It was also a way of making the station always different, as the fins are all in different colours. They randomly interact in blue, yellow or red.

Jean is a pillar of discretion. He works in an extremely nuanced way, sensitively, and with little touches that are amazingly powerful once they take shape. He does it with a discretion and a sensitivity, it’s almost as if he’s afraid of showing anyone what he’s doing. I do have a great deal of admiration for him because, usually the people who make great things get big-headed, but he is quite the opposite.